Het schilderij op paneel Portret van Jo Van Gogh-Bonger schrijvende van Johan Cohen
Gosschalk in de collectie van het Van Gogh Museum (inv. nr. s238V1963) is niet gesigneerd en
niet gedateerd. Er wordt aangenomen dat het schilderij rond 1910 is geschilderd.
Tijdens onderzoek voorafgaand en tijdens de restauratie bleek dat er verschillende
overschilderingen aanwezig zijn. Ter ondersteuning van de duiding van de verschillende verflagen is onderzoek uitgevoerd van verfdwarsdoorsneden met optische microscopie,
elektronenmicroscopie met energie-dispersieve röntgenanalyse (SEM-EDX) en micro-Raman
spectroscopie.
Twee plekken met mogelijke overschilderingen zijn onderzocht: het paarse gordijn en het
zwarte haar van Jo. Voor beide locaties was de vraag wat de laagopbouw en de samenstelling
van de verflagen is.
Het monster afkomstig van het gordijn toont waarschijnlijk alleen niet originele lagen: op een
witte vulling met loodwit, zinkwit en krijt, is een helblauwe verflaag aangebracht op basis van
ultramarijn, loodwit, vermiljoen en chroomhoudend groen pigment. Deze laag bevat ook een
karakteristiek paars pigment. Het betreft een paarse lak op een natriumfosfaat substraat. Dit
is een vorm van verlakking die in gebruik was in de eerste drie decennia van de 20e eeuw. Op
de helblauwe verflaag is een paarse verflaag aanwezig met een mengsel van pigmenten,
waaronder kobaltblauw, mangaanviolet en Napels geel.
Het monster genomen aan de rand van het haar van Jo heeft een complexe laagopbouw. Dit
kan mogelijk verklaard worden door de locatie, de overgang tussen het haar en de achtergrond. Daarbij komt dat Cohen Gosschalk misschien het hoofd van de geportretteerde later heeft toegevoegd, zoals te zien op een studie in gekleurd krijt met nagenoeg dezelfde
voorstelling waar het hoofd is uitgespaard. In de dwarsdoorsnede komt de zwarte laag
waarschijnlijk overeen met de originele verflaag van het haar. Deze wordt gevolgd door een vernis en latere verflagen, waaronder dezelfde helblauwe verf als die van het gordijn en donker gekleurde verflagen van de overschildering van de achtergrond.
Het vernis en de helblauwe verf zijn mogelijk deels ook onder de zwarte verflaag van het haar
terecht gekomen.
Het onderzoek van de dwarsdoorsneden bevestigt dus de aanwezigheid van overschilderingen.
Gezien het pigmentgebruik, de paarse lak op natriumfosfaatsubstraat en Napels geel, zijn deze
zeer waarschijnlijk al vrij vroeg na het voltooien van het schilderij aangebracht.